Vanaf 1988 schildert Frans Koppelaar zijn stad, Amsterdam.
Als genre was het geschilderde stadsgezicht, na een laatste bloeiperiode tijdens het eerste kwart van de 20ste eeuw, nogal in de vergetelheid geraakt. De Gooise galerie, waar Koppelaar voor het eerst een aantal van zijn stadgezichten wilde tentoonstellen, had dan ook weinig vertrouwen in de verkoopbaarheid van zulk werk.
"De mensen hier zijn niet geïnteresseerd in stadsgezichten. Ze zijn blij dat ze buiten de stad wonen en willen niets meer met Amsterdam te maken hebben."
Deze expositie bewees echter het tegendeel. Al na de eerste dag waren alle stadsgezichten verkocht.
Koppelaar lijkt bij voorkeur díe momenten en locaties te kiezen waarop de stad zich van haar mooiste kant laat zien. Door het naar de achtergrond dringen van verkeersdrukte en lawaai in zijn stadslandschap, waarin ook mensen zelden centraal staan, wordt de verstilde, tijdloze schoonheid van stad zelf zichtbaar.
"Mijn doel is de schoonheid van de stad, zoals ik die met mijn eigen ogen zie, te vangen door deze op mijn eigen manier in olieverf vast te leggen"